© Henny G. Visser 2025
De voor het kruisboogschieten gebruikelijke staande houding is van de drie schiet
houdingen (staand, knielend en liggend) de meest instabiele. Door de kleine oppervlakte
waarop het totale gewicht rust en het hoge zwaartepunt bij deze houding worden extra
zware eisen gesteld aan de lichaamshouding, de aanslag en de trekkertechniek.
Door
de spieren in benen, rug en buik op de juiste manier te gebruiken kunnen schommelingen
opgevangen worden en is de aanslag rustig.
In de staande houding rust het volledige
gewicht van schutter en wapen op de voeten. Vandaar dat het van het grootste belang
is om goed stevig schoeisel tijdens de wedstrijden te dragen. De voeten zijn ongeveer
haaks op de schietrichting geplaatst.
De afstand tussen de voeten is hierbij ongeveer
30 centimeter (schouderbreedte bij de heren, heup breedte bij de dames). Worden de
voeten dichter bij elkaar geplaatst, dan is de houding niet stabiel. Worden de voeten
verder uit elkaar geplaatst, dan worden de spieren in de heupen extra zwaar belast.
De benen zijn in deze houding volledig gestrekt, waardoor de knieën minimaal belast
worden.
Het gewicht moet ongeveer gelijk over de beide benen verdeeld worden.
Het bovenlichaam wordt naar achteren en naar rechts gedraaid.
De heupen worden hierdoor naar voren gebracht. Hiermee wordt het gewicht van de boog
gecompenseerd en komt het zwaartepunt van schutter en wapen recht boven de voeten
te liggen. Wordt het bovenlichaam recht gehouden, dan ontstaat door het gewicht van
de boog de neiging om voorover te vallen. Dit moet door de spieren gecorrigeerd worden
en er ontstaat een instabiele houding.